Posts in category Nederlands
Smart Public Transport Lab onderzoek in OV Magazine
Sinds 2019 heeft OV Magazine een rubriek met onderzoeksresultaten uit het Smart Public Transport Lab (studenten en onderzoekers). Hieronder de artikelen en onderwerpen:
Goede bereikbaarheid voor ouderen: Dichtbij of nog ver weg? (2024)
Wat is de deelfiets-OV combinatie eigenlijk waard? (2024)
De route naar de hoogwaardige bus (2024)
Ook buiten de stad met OV-fiets combinatie (2024)
De deelautogebruiker bestaat niet (2023)
Een balans tussen meer en minder haltes (2023)
Verduurzaming regionaal spoor (2023)
Potentie voor Belgische nachttrein (2023)
Robuuste voorspellingen rijtijden (2023)
Covid impact op treingebruik (2022)
Gaan deelsteps Nederland veroveren? (2021)
Bus Rapid Transport (BRT) (2021)
Nieuwe vervoersmiddelen voor de last mile (2021)
Modal shift door HTM Fiets (2020)
Interesse werknemers in gebruik MaaS (2020)
Wil de reiziger bus of tram? (2020)
Verwachtingen gebruik nieuwe vervoersmiddelen van en naar het station (2019)
Druktebeleving in de tram (2019)
Fietsparkeren bij stations en haltes: kansen (on)mogelijkheden (deel)fiets+ OV
De combinatie van fiets+OV is groeiende. Maar tegelijkertijd zien we ook de stallingsdruk en -problemen toenemen. Hoe kunnen we de groei blijven faciliteren en wat is de mogelijke rol van de deelfiets hierin? Tijdens het fietsparkeercongres in Utrecht deelden we onze inzichten vwb het gebruik(svoorkeuren) van de combinatie (Deel)fiets+OV.
Toegang geweigerd: Digitale ongelijkheid in het slimme mobiliteitstijdperk
Digitalisering verandert onze dagelijkse mobiliteit, via bijvoorbeeld chipkaarten, digitale reisinformatie en nieuwe mobiliteitsdiensten. Digitalisering in mobiliteitsdiensten (‘slimme mobiliteit’) biedt allerlei voordelen, zoals meer gepersonaliseerde informatie, meer reisopties en kostenbesparingen voor zowel leveranciers als gebruikers. Ook zijn er mogelijkheden om het mobiliteitssysteem te vergroenen met behulp van informatie- en communicatiediensten (ICT), bijvoorbeeld door reizigers minder afhankelijk te maken van de auto. De trend richting meer ICT in de mobiliteitswerelddiensten zal waarschijnlijk doorzetten.
Niet iedereen is echter in staat om de digitale transformaties bij te houden of ermee om te gaan, zelfs in een land met een hoge (mobiele) internetpenetratiegraad, zoals Nederland. De afhankelijkheid van ICT voor mobiliteit kan uiteindelijk voor sommige mensen nadelig uitpakken waardoor ongelijkheid ontstaat of versterkt wordt. Dit kan leiden tot (meer) sociale uitsluiting. Deze bijdrage voor het CVS bekijkt op kritische en interdisciplinaire wijze de digitaliseringstrend in mobiliteitsdiensten en put daarbij uit onderzoek naar digitale ongelijkheid om licht te werpen op de mogelijke uitsluitende effecten van deze digitalisering.
Een belangrijke conclusie uit eerder onderzoek naar digitale ongelijkheid is dat fysieke toegang tot technologie zich niet noodzakelijk vertaalt in louter de positieve, gewenste, resultaten. Motivatie, de juiste apparatuur, voldoende digitale vaardigheden en frequent gebruik zijn ook cruciaal om toegang tot digitale technologie te vertalen in effectief gebruik van de technologie. Studies in Nederland tonen aan dat ouderen, mensen met een lager opleidingsniveau, mensen met een lager inkomen en – in mindere mate – vrouwen, minder profiteren van internet en digitalisering. Aangezien steeds meer diensten en routines standaard ‘digitaal’ zijn, is het belangrijk om te beoordelen in hoeverre niet-digitale alternatieven hiervoor beschikbaar zijn in termen van de benodigde middelen voor gebruikers (geld, tijd, ondersteuning, etc.).
Literatuur over de potentieel uitsluitende effecten van digitalisering in mobiliteitsdiensten en over de (gevolgen hiervan voor de) ‘slachtoffers’ hiervan is er nauwelijks. Empirische bevindingen in de Nederlandse context zijn beperkt beschikbaar en zijn soms tegenstrijdig. De theorie staat nog in de kinderschoenen. Daarom is onderzoek nodig, vanuit een beleidsmatig en sociaal perspectief alsmede met een academische blik. Hoewel onderzoek naar digitale ongelijkheid en mobiliteitsonderzoek twee verschillende gebieden lijken te zijn, laten wij zien dat deze interdisciplinaire aanpak waardevolle inzichten kan bieden voor mobiliteitsprofessionals, beleidsmakers en wetenschappers, in een tijd waarin digitalisering in mobiliteit steeds dominanter wordt.
Bekijk de presentatie en paper van Anne Durand hier: Presentatie en Paper
Fietsen naar de tramhalte: simultane modellering van voortransport- en haltekeuze
Wereldwijd wordt er gestuurd op een toename van duurzame vervoerkeuzes voor een betere leefbaarheid en bereikbaarheid. Vooral in de steden waar de samenleving groeit en de dichtheden groter worden is een verandering in kijk op de mobiliteit noodzakelijk om de burgers tevreden te stellen. De integratie van fiets en openbaar vervoer (OV) kan hier aan bijdragen. Wanneer de fiets wordt gebruikt als voortransportmiddel wordt het invloedsgebied van het OV vergroot ten opzichte van lopen waarmee het een beter alternatief wordt voor niet-duurzame vervoermiddelen. Om de combinatie fiets en OV te vergroten zullen effectieve klantgerichte maatregelen genomen moeten worden. Hiervoor is meer inzicht nodig is de factoren die een rol spelen bij de keuzes voor voortransportmiddel en halte. Hier is tot op heden nog weinig over bekend op het stedelijk niveau. Door de keuzes in één onderzoek te combineren wordt de afweging duidelijk tussen het voortransportmiddel en de OV-reis, en kunnen de effecten op het invloedsgebied van het OV bepaald worden. Dit is gedaan op basis van data van HTM-tramreizigers in Den Haag middels een simultaan discreet keuzemodel van voortransportmiddel en halte keuze. Resultaten geven aan dat reizigers in het algemeen liever lopen dan fietsen naar de tramhalte. Daartegenover staat dat de afstand naar de tramhalte lopend 2,1 keer zwaarder weegt dan als men fietst. Dat betekent dat bij een langere afstand fietsen aantrekkelijker wordt dan wandelen. Frequente fietsers zijn meer geneigd om ook naar de tramhalte te fietsen, terwijl frequente tramreizigers juist minder vaak fietsen naar de tram. De aanwezigheid van fietsparkeervoorzieningen vergroot het invloedsgebied van een tramhalte, maar de grootste impact op het invloedsgebied van fietsers is de OV-reistijd. Verbeteringen aan het OV-systeem, zoals minder haltes en/of hogere frequenties kunnen dan ook zorgen voor een groter geaccepteerde fietsafstand (fietskeuze) tot de halte. Op basis van deze resultaten lijkt het mogelijk de fiets-OV combinatie ook op stedelijk niveau te stimuleren. Hierdoor kan duurzame mobiliteit op stedelijk niveau betere concurrentie bieden aan de auto, wat lijdt tot een aantrekkelijkere en beter leefbare stad.
Bekijk hier de presentatie en paper van Danique Ton et al.: Presentatie en Paper
OV en (deel)fiets: vriend of vijand? Inzichten in gebruik en reizigersvoorkeuren
In beleid en onderzoek is steeds meer aandacht voor duurzame vervoermiddelen, zoals de fiets en het openbaar vervoer (OV). Integratie van fiets én openbaar vervoer kan de voordelen van beide systemen combineren: De fiets zorgt voor fijnmazige ontsluiting van herkomsten en bestemmingen, is duurzaam en bevordert een gezonde leefstijl. De kwaliteit van het OV neemt de laatste jaren toe, onder andere door de introductie van hoogwaardig OV (HOV): snelle, frequente en betrouwbare bus- tram- en metrolijnen met een hoog comfortniveau. De halteafstanden van deze systemen zijn, net als bij het spoor, relatief hoog, waardoor de fiets een belangrijke rol kan spelen in de gebiedsontsluiting. Echter, op kortere afstanden zijn de fiets en het OV, naast een nuttige combinatie, ook elkaars concurrenten.
Om inzicht te krijgen in de aanvullende dan wel concurrerende rol van de fiets en OV, is onderzoek nodig over hoe de reiziger zich nu en in de toekomst beweegt. Dit inzicht helpt om een optimaal integraal fiets+OV systeem te ontwerpen en gebruik van dit systeem te stimuleren en te faciliteren. Dit paper laat de resultaten zien van vier recente TU Delft onderzoeken op dit gebied.
Resultaten van een literatuuronderzoek naar de first- en last-mile laat zien welke factoren belangrijk zijn voor modaliteitskeuze, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat mannen die bekend zijn met de omgeving vooral gebruik maken van de fiets. Onderzoek in Den Haag laat het bereik van de tramhalte zien voor de fiets. Fietsers zijn bereid tot 3 km te fietsen om bij een tramhalte in de stad te komen. Ongeveer 50% van de gebruikers fietst verder dan de dichtstbijzijnde halte als deze halte minder overstappen, betere parkeervoorziening en meer reisopties biedt. Voor het natransport is de deelfiets een relatief nieuwe optie. Onderzoek naar Mobike in Delft (dockless bikes) laat zien dat ca.19% van de deelfietsritten gebruikt wordt om van en naar het station te komen. Met name het gebruik van Mobike voor ritten naar station Delft Zuid, met beperkte andere mogelijkheden, valt op. Ook voor andere deelfietssystemen in Delft, zoals OV-fiets en Swapfiets is onderzoek gedaan naar het gebruik. Door de beschikbaarheid van deze systemen geeft 9-16% van de gebruikers aan meer gebruik van de trein te maken, tegenover 34-60% minder van de bus. Ook lopen wordt vervangen door deze nieuwe modaliteiten in 35-42% van de gevallen.
Bekijk de presentatie en paper hier: Presentatie en Paper
When science meets practice: fiets+OV
Samen met de TU Delft organiseert Railforum regelmatig een ‘When science meets practice’. Tijdens deze bijeenkomsten wisselen studenten, wetenschappers en professionals uit de sector op een bepaald thema hun kennis en ervaringen uit. Hiermee willen we elkaar inspireren met nieuwe inzichten en betere oplossingen voor de praktijk, naast input voor een gezamenlijke onderzoeksagenda.
Op 3 april stond de combinatie van fiets en ov op het programma. Olaf Jonkeren van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid presenteerde het onderzoek van het KiM i.s.m. Studio Bereikbaar over gecombineerd fiets-treingebruik in Nederland. Dorine Duives en Niels van Oort van de Delftse “Active Modes” en “Smart Public Transport” labs deelden hun inzichten over de gebruikers en de relatie van (deel)fietsen met bus, tram en metro.
De centrale vraag van deze middag was: Welke kennis en begrip hebben we over de keuzes die fiets-treinreizigers maken en hoe kunnen we hen beter faciliteren dan enkel door het bijbouwen van fietsenstallingen? Bij stations gaat bijna 50% van de stallingscapaciteit op aan 2e fietsen die niet dagelijks gebruikt worden.
Genoemde opties zijn het bevorderen van deelfietsen, het anders beprijzen van fietsenstallingen dichtbij het station om lang parkeren tegen te gaan. Belangrijkste conclusie was dat er nog veel marktpotentie is en we vooral de positieve kanten van ov en fiets beter kunnen communiceren, zoals dat bewegen goed is voor onze gezondheid!
De presentaties vind je HIER
Automatische voertuigen; kans of een bedreiging voor het OV in Nederland?
Automatische voertuigen staan volop in de belangstelling en de techniek ontwikkelt zich snel. De mogelijkheden lijken rooskleurig; het verminderen van het aantal ongevallen, het bieden van vervoer voor iedereen en het verminderen van de uitstoot. In het beginstadium leek de focus met name te liggen op het ontwikkelen van automatische privé voertuigen, maar inmiddels staat ook automatisch OV volop in de belangstelling.
In Nederland zijn allerlei pilots ontwikkeld met automatische voertuigen/shuttles. Om een beeld te krijgen van de actuele ontwikkelingen, de plannen en de resterende onderzoeksvragen, is onderzoek uitgevoerd op basis van gesprekken met de OV-autoriteiten van Nederland. Tijdens deze gesprekken is gesproken over de kansen en bedreigingen van het Nederlandse OV en hoe zij denken dat automatische voertuigen daaropin kunnen spelen. Tevens is gesproken over de haalbaarheid, visies, risico’s en zijn kennishiaten achterhaald. Ten slotte zijn ook alle (potentiële) pilot locaties in kaart gebracht.
Lees het CVS paper met Reanne Boersma en Arthur Scheltes hier: PAPER en PRESENTATIE
Duurzame ontwikkeling van steden: Lessen uit 61 light rail projecten
Stedelijke openbaar vervoer, zoals light rail, draait om veel meer dan alleen ‘vervoer’, ‘vervoerswaarde’, of ‘snelheid’. In deze paper wordt gepoogd light rail (en ook hoogwaardige bus) in een omvattend, maatschappelijk perspectief te plaatsen, teneinde de bredere baten voor steden te kunnen achterhalen.
Lees meer in het CVS paper met Rob van der Bijl: paper en presentatie
E-bussen laden zorgt voor nieuw spanningsveld op busstations
Om de bijdrage van transport aan de opwarming van de aarde te minimaliseren en de leefbaarheid in onze woonomgeving te verbeteren groeit de wereldwijde vloot zero-emissiebussen snel. Zero emissiebussen dragen bij aan een duurzame en leefbare woonomgeving. Uit dit onderzoek blijkt echter dat inzet van zero emissiebussen ook gepaard gaat met hogere kosten en meer onbetrouwbaarheid van de dienstregeling voor de reiziger. De investeringskosten zijn hoger dan bij ‘oude vertrouwde dieselbussen’. Exploitatie met elektrische bussen is tot 70% goedkoper dan dieselbussen, maar deze winst is niet genoeg om de toename in investeringskosten te neutraliseren. Tot op heden is de capaciteit van batterijen onvoldoende om bussen van begin tot einde dienst zonder tussentijds laden in te zetten. Tussentijds laden in de garage kost echter tijd en extra voertuigbewegingen en is daarom onwenselijk. Om die reden is het aan te raden batterijen te laden op busstations.
Lees meer in het CVS paper met Max Wiercx en Raymond Huisman: Paper en Presentatie
Masterclass Toekomst van het OV Ministerie I en W
In de Masterclass van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat buigen Henk Meurs (Radboud Universiteit Nijmegen) en Niels van Oort (Technische Universiteit Delft) zich over ontwikkelingen in het openbaar vervoer. ‘Het is aan ons, wetenschappers, om de ontwikkelingen, effecten en kansen in het OV in kaart te brengen. IenW kan met pilots een aantal lessen leren om MaaS te stimuleren. IenW-ers moeten niet onderschatten welke voorbeeldrol ze vervullen.’
Bekijk het interview en de presentatie