Posts in category Nederlands

Amsterdam North/South metro line impact study

The four-year study conducted by TU Delft, AMS Institute and others into the transport-related, spatial and economic effects of the North/South metro line is now complete and was presented to Amsterdam’s regional and City councils end of 2021.

Find the final policy report here HERE

Find the main TU Delft research findings HERE

Find the interactive visualisations of the GVB timetable and anonymous passenger data before and after HERE

Find all research papers and reports HERE

MSc thesis Simon van Hees: Regional Travel Time and Transfer Impacts of the Noord/Zuidlijn using Interoperable Smart Card Data

‘Hubs, van belofte naar werkelijkheid’

Zijn hubs dé toekomst in de mobiliteit? Is het wel echt zo’n slimme oplossing zoals we de laatste tijd vaak horen, of is het eigenlijk alleen maar een hype? Hierover schreven Iris van Gerrevink, Roderick Tingen, Kees van Son (AT Osborne) en Niels van Oort (TU Delft) recent een artikel voor VNG Magazine en een vierdelige blogserie. Iedere blog focust op een ander type hub en geeft aanbevelingen aan beleidsmakers over hoe ze kunnen werken aan het waarmaken van de beloftes:

Artikel in VNG Magazine: “De Hubtopie”

Deel 1 door Iris van Gerrevink: Komt de hub in de buurt?

Deel 2 door Roderick Tingen: De boer op met de hub

Deel 3 door Kees van Son: De logistieke hub tegen een lading met lucht

Deel 4 door Niels van Oort: Google wat is een hub?

Ex-post evaluatie van mobiliteitshubs: Een kwalitatieve studie naar de factoren die het gebruik en de effecten van mobiliteitshubs beïnvloeden

Mobiliteitshubs zijn een veelbelovend concept dat steeds meer aandacht krijgt. Zo zijn er in de afgelopen twee jaar ongeveer 150 buurtmobiliteitshubs geopend in Nederland. Buurtmobiliteitshubs, een plek waar een aantal verschillende (deel)voertuigen worden aangeboden, worden gezien als een ondersteuner en versterker van deelmobiliteit. Zo kunnen deelmobiliteit en mobiliteitshubs aantrekkelijke alternatieven bieden voor privé voertuigen en bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen. Vier grote thema’s zijn hierin te onderscheiden. Meestal gaat het over een verbetering in de openbare ruimte, duurzaamheidsdoelstellingen, reductie van privéauto’s en ambities wat betreft bereikbaarheid.

Lees meer over het onderzoek van Iris van Gerrevink in haar CVS paper en CVS presentatie.

Deelvervoer in de provincie Utrecht: het potentieel gebruik in combinatie met OV.

De provincie Utrecht wil de verwachte reizigersgroei in het OV het hoofd bieden door in te zetten op meer kwaliteit voor de reiziger, duurzame en innovatieve mobiliteits-oplossingen en per gebied te kiezen voor de meest geschikte combinatie van vervoerwijzen. Hierbij past dit gebruikersonderzoek naar hoe lokaal OV (stad- en streekvervoer met bussen en trams) en deelmobiliteit in het voor- en natransport elkaar kunnen versterken. Dit sluit aan op het wetenschappelijk kennishiaat; er is helaas nog weinig bekend over het gebruik van deelvervoer in multi-modale ketens.

Lees meer over dit onderzoek van Roy van Kuijk in het CVS artikel HIER en presentatie HIER

De kans voor fiets+trein: 4-delige blogserie

Begin 2021 hebben drie enthousiaste, jonge experts hun kennis en ideeën over de fiets+trein combinatie gedeeld in deze blogserie. Tessa Leferink (Witteveen en Bos) begon bij de voordeur over de rol van gebiedsontwikkeling, Jerom Marseille (AT Osborne) beschreef de first mile en Joeri van Mil (AT Osborne) nam ons mee in oplossingen om de fietsparkeerdruk bij stations te verzachten. Waardevol, want wat mij betreft is de trein-fiets combinatie een goed nieuwsshow door de vele maatschappelijke baten, zoals gezondheidduurzaamheid en bereikbaarheid. Aan mij de eer om de serie af te sluiten met een vooruitblik.

Lees hier alle delen in deze serie:
18 januari: “Nieuw in de buurt en direct fan van de fiets+trein combinatie!” Tessa Leferink (adviseur mobiliteit en gebiedsontwikkeling bij Witteveen+Bos)

25 januari: “De first mile in de schijnwerpers: Dé opstap naar duurzame mobiliteit” Jerom Marseille (adviseur mobiliteit en duurzame leefomgeving bij AT Osborne)

1 februari: “Fietsen, fietsen en nog meer fietsen. Hoe pakken we de overvolle stallingen aan?” Joeri van Mil (adviseur mobiliteit en infrastructuur bij AT Osborne)

8 februari: “De kans voor fiets+trein: Dit is de eindbestemming van deze trein, u wordt allen echter verzocht niet uit te stappen.” Niels van Oort (co-director Smart Public Transport Lab TU Delft)

De presentatie en discussie over dit onderwerp op het Fietscongres 2021 is HIER te vinden.

Smart Public Transport Lab onderzoek in OV Magazine

Fietsparkeren bij stations en haltes: kansen (on)mogelijkheden (deel)fiets+ OV

De combinatie van fiets+OV is groeiende. Maar tegelijkertijd zien we ook de stallingsdruk en -problemen toenemen. Hoe kunnen we de groei blijven faciliteren en wat is de mogelijke rol van de deelfiets hierin? Tijdens het fietsparkeercongres in Utrecht deelden we onze inzichten vwb het gebruik(svoorkeuren) van de combinatie (Deel)fiets+OV.

Bekijk de presentatie HIER en de aftermovie HIER

Toegang geweigerd: Digitale ongelijkheid in het slimme mobiliteitstijdperk

Digitalisering verandert onze dagelijkse mobiliteit, via bijvoorbeeld chipkaarten, digitale reisinformatie en nieuwe mobiliteitsdiensten. Digitalisering in mobiliteitsdiensten (‘slimme mobiliteit’) biedt allerlei voordelen, zoals meer gepersonaliseerde informatie, meer reisopties en kostenbesparingen voor zowel leveranciers als gebruikers. Ook zijn er mogelijkheden om het mobiliteitssysteem te vergroenen met behulp van informatie- en communicatiediensten (ICT), bijvoorbeeld door reizigers minder afhankelijk te maken van de auto. De trend richting meer ICT in de mobiliteitswerelddiensten zal waarschijnlijk doorzetten.

Niet iedereen is echter in staat om de digitale transformaties bij te houden of ermee om te gaan, zelfs in een land met een hoge (mobiele) internetpenetratiegraad, zoals Nederland. De afhankelijkheid van ICT voor mobiliteit kan uiteindelijk voor sommige mensen nadelig uitpakken waardoor ongelijkheid ontstaat of versterkt wordt. Dit kan leiden tot (meer) sociale uitsluiting. Deze bijdrage voor het CVS bekijkt op kritische en interdisciplinaire wijze de digitaliseringstrend in mobiliteitsdiensten en put daarbij uit onderzoek naar digitale ongelijkheid om licht te werpen op de mogelijke uitsluitende effecten van deze digitalisering.

Een belangrijke conclusie uit eerder onderzoek naar digitale ongelijkheid is dat fysieke toegang tot technologie zich niet noodzakelijk vertaalt in louter de positieve, gewenste, resultaten. Motivatie, de juiste apparatuur, voldoende digitale vaardigheden en frequent gebruik zijn ook cruciaal om toegang tot digitale technologie te vertalen in effectief gebruik van de technologie. Studies in Nederland tonen aan dat ouderen, mensen met een lager opleidingsniveau, mensen met een lager inkomen en – in mindere mate – vrouwen, minder profiteren van internet en digitalisering. Aangezien steeds meer diensten en routines standaard ‘digitaal’ zijn, is het belangrijk om te beoordelen in hoeverre niet-digitale alternatieven hiervoor beschikbaar zijn in termen van de benodigde middelen voor gebruikers (geld, tijd, ondersteuning, etc.).

Literatuur over de potentieel uitsluitende effecten van digitalisering in mobiliteitsdiensten en over de (gevolgen hiervan voor de) ‘slachtoffers’ hiervan is er nauwelijks. Empirische bevindingen in de Nederlandse context zijn beperkt beschikbaar en zijn soms tegenstrijdig. De theorie staat nog in de kinderschoenen. Daarom is onderzoek nodig, vanuit een beleidsmatig en sociaal perspectief alsmede met een academische blik. Hoewel onderzoek naar digitale ongelijkheid en mobiliteitsonderzoek twee verschillende gebieden lijken te zijn, laten wij zien dat deze interdisciplinaire aanpak waardevolle inzichten kan bieden voor mobiliteitsprofessionals, beleidsmakers en wetenschappers, in een tijd waarin digitalisering in mobiliteit steeds dominanter wordt.

Bekijk de presentatie en paper van Anne Durand hier: Presentatie en Paper

Fietsen naar de tramhalte: simultane modellering van voortransport- en haltekeuze

Wereldwijd wordt er gestuurd op een toename van duurzame vervoerkeuzes voor een betere leefbaarheid en bereikbaarheid. Vooral in de steden waar de samenleving groeit en de dichtheden groter worden is een verandering in kijk op de mobiliteit noodzakelijk om de burgers tevreden te stellen. De integratie van fiets en openbaar vervoer (OV) kan hier aan bijdragen. Wanneer de fiets wordt gebruikt als voortransportmiddel wordt het invloedsgebied van het OV vergroot ten opzichte van lopen waarmee het een beter alternatief wordt voor niet-duurzame vervoermiddelen. Om de combinatie fiets en OV te vergroten zullen effectieve klantgerichte maatregelen genomen moeten worden. Hiervoor is meer inzicht nodig is de factoren die een rol spelen bij de keuzes voor voortransportmiddel en halte. Hier is tot op heden nog weinig over bekend op het stedelijk niveau. Door de keuzes in één onderzoek te combineren wordt de afweging duidelijk tussen het voortransportmiddel en de OV-reis, en kunnen de effecten op het invloedsgebied van het OV bepaald worden. Dit is gedaan op basis van data van HTM-tramreizigers in Den Haag middels een simultaan discreet keuzemodel van voortransportmiddel en halte keuze. Resultaten geven aan dat reizigers in het algemeen liever lopen dan fietsen naar de tramhalte. Daartegenover staat dat de afstand naar de tramhalte lopend 2,1 keer zwaarder weegt dan als men fietst. Dat betekent dat bij een langere afstand fietsen aantrekkelijker wordt dan wandelen. Frequente fietsers zijn meer geneigd om ook naar de tramhalte te fietsen, terwijl frequente tramreizigers juist minder vaak fietsen naar de tram. De aanwezigheid van fietsparkeervoorzieningen vergroot het invloedsgebied van een tramhalte, maar de grootste impact op het invloedsgebied van fietsers is de OV-reistijd. Verbeteringen aan het OV-systeem, zoals minder haltes en/of hogere frequenties kunnen dan ook zorgen voor een groter geaccepteerde fietsafstand (fietskeuze) tot de halte. Op basis van deze resultaten lijkt het mogelijk de fiets-OV combinatie ook op stedelijk niveau te stimuleren. Hierdoor kan duurzame mobiliteit op stedelijk niveau betere concurrentie bieden aan de auto, wat lijdt tot een aantrekkelijkere en beter leefbare stad.

Bekijk hier de presentatie en paper van Danique Ton et al.: Presentatie en Paper

OV en (deel)fiets: vriend of vijand? Inzichten in gebruik en reizigersvoorkeuren

In beleid en onderzoek is steeds meer aandacht voor duurzame vervoermiddelen, zoals de fiets en het openbaar vervoer (OV). Integratie van fiets én openbaar vervoer kan de voordelen van beide systemen combineren: De fiets zorgt voor fijnmazige ontsluiting van herkomsten en bestemmingen, is duurzaam en bevordert een gezonde leefstijl. De kwaliteit van het OV neemt de laatste jaren toe, onder andere door de introductie van hoogwaardig OV (HOV): snelle, frequente en betrouwbare bus- tram- en metrolijnen met een hoog comfortniveau. De halteafstanden van deze systemen zijn, net als bij het spoor, relatief hoog, waardoor de fiets een belangrijke rol kan spelen in de gebiedsontsluiting. Echter, op kortere afstanden zijn de fiets en het OV, naast een nuttige combinatie, ook elkaars concurrenten.

Om inzicht te krijgen in de aanvullende dan wel concurrerende rol van de fiets en OV, is onderzoek nodig over hoe de reiziger zich nu en in de toekomst beweegt. Dit inzicht helpt om een optimaal integraal fiets+OV systeem te ontwerpen en gebruik van dit systeem te stimuleren en te faciliteren. Dit paper laat de resultaten zien van vier recente TU Delft onderzoeken op dit gebied.

Resultaten van een literatuuronderzoek naar de first- en last-mile laat zien welke factoren belangrijk zijn voor modaliteitskeuze, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat mannen die bekend zijn met de omgeving vooral gebruik maken van de fiets. Onderzoek in Den Haag laat het bereik van de tramhalte zien voor de fiets. Fietsers zijn bereid tot 3 km te fietsen om bij een tramhalte in de stad te komen. Ongeveer 50% van de gebruikers fietst verder dan de dichtstbijzijnde halte als deze halte minder overstappen, betere parkeervoorziening en meer reisopties biedt. Voor het natransport is de deelfiets een relatief nieuwe optie. Onderzoek naar Mobike in Delft (dockless bikes) laat zien dat ca.19% van de deelfietsritten gebruikt wordt om van en naar het station te komen. Met name het gebruik van Mobike voor ritten naar station Delft Zuid, met beperkte andere mogelijkheden, valt op. Ook voor andere deelfietssystemen in Delft, zoals OV-fiets en Swapfiets is onderzoek gedaan naar het gebruik. Door de beschikbaarheid van deze systemen geeft 9-16% van de gebruikers aan meer gebruik van de trein te maken, tegenover 34-60% minder van de bus. Ook lopen wordt vervangen door deze nieuwe modaliteiten in 35-42% van de gevallen.

Bekijk de presentatie en paper hier: Presentatie en Paper

© 2011 TU Delft